De effecten van flitsen op het eerste of tweede gordijn zijn alleen zichtbaar als je een bewegend onderwerp fotografeert in combinatie met een trage sluitertijd. Er wordt een spoor van bewegingsonscherpte gecreëerd, maar wat zijn nu precies de verschillen?
Laten we eens kijken naar de twee onderstaande voorbeeldfoto’s.
Beide foto’s zijn gemaakt met f4.5, 1/2sec en ISO 400. Het model beweegt beide keren van rechts naar links.
De foto links is geflitst op het eerste gordijn, de foto rechts op het tweede gordijn. Bij flitsen op het eerste gordijn is het spoor van bewegingsonscherpte zichtbaar vóór het lopende model. Bij flitsen op het tweede gordijn is het spoor van bewegingsonscherpte zichtbaar áchter het lopende model.
Flitsen op het eerste gordijn
Bij flitsen op het eerste gordijn (ook wel voorste gordijn of Slow genoemd), ontsteekt de flitser zodra de sluiter volledig open is. Nadat de flitsopbrengst is afgegeven blijft de sluiter openstaan om het omgevingslicht te ‘absorberen’ op de sensor. Wanneer de automatische lichtmeter van de camera de opname voldoende heeft belicht, sluit de sluiter weer.
Bij flitssynchronisatie met het eerste gordijn wordt het flitslicht aan het begin van de foto-opname afgegeven.
- de sluiter gaat open direct nadat de ontspanknop wordt ingedrukt
- aan het begin van de opname van 1/2sec wordt het flitslicht afgevuurd (zie rode pijl) en bevriest daarmee de beweging van het model
- na de flitsafgifte blijft de sluiter voor de resterende periode openstaan, in die periode wordt de beweging van het model vastgelegd
- de sluiter gaat dicht en de foto is gemaakt
Flitsen op het tweede gordijn
Bij flitsen op het tweede gordijn (ook wel achterste gordijn of Rear genoemd) zal na het indrukken van de ontspanknop eerst het omgevingslicht ‘geabsorbeerd’ worden en vlak voordat de sluiter weer sluit zal de flitser afgaan. Na deze flitsafgifte sluit de sluiter onmiddellijk.
Bij flitssynchronisatie met het tweede gordijn wordt het flitslicht aan het eind van de foto-opname afgegeven.
- de sluiter gaat open direct nadat de ontspanknop wordt ingedrukt
- zolang de sluiter open staat wordt de beweging van het model vastgelegd als een spoor van bewegingsonscherpte
- vlak voordat het gordijn sluit wordt het flitslicht afgevuurd (zie rode pijl) en bevriest daarmee de beweging van het model
- de sluiter gaat dicht en de foto is gemaakt
Wanneer kies je voor flitsen op het eerste of tweede gordijn?
Het technische verschil is het moment waarop het flitslicht uit de flitser komt; aan het begin of aan het eind van de opname.
Het optische verschil is waar de bewegingsonscherpte komt en waar het hoofdonderwerp wordt bevroren.
Flitsen op het eerste gordijn doe je bijvoorbeeld bij mensen die bewegen, zonder dat je van tevoren weet welke kant ze opgaan. Bijvoorbeeld bij mensen die dansen.
Flitsen op het tweede gordijn doe je als je van tevoren weet dat je onderwerp van links naar rechts (of andersom) door het beeld beweegt. Zo krijg je het spoor van bewegingsonscherpte achter het onderwerp.
Overigens, je apparatuur staat altijd op flitsen op het eerste gordijn, tenzij jij dit handmatig wijzigt naar het tweede gordijn.
Aan de slag met praktijkoefeningen van flitsen op het eerste en tweede gordijn, zie hoofdstuk vijf in Flitsen met een Reportageflitser, van Toevalstreffer naar Voltreffer.